Teuntje – Psychologie Magazine

“Teuntje” – zoals verschenen in Psychologie Magazine juni 2014

Friesland, Aline stuurt de boot, ik sta klaar met een lijn om aan te leggen. De zon schijnt, Aline is zwanger, we zijn een half jaar getrouwd. We zijn leuk, gelukkig, zondagskinderen. Ons kind op komst, met als werknaam “Teuntje” zal delen in ons geluk. Dat weten we.

Later, de combinatietest. We verheugen ons erop Teuntje weer te zien. De echo duurt eindeloos, de echoscopiste wordt ongemakkelijk, Aline moet een rondje lopen en een glas water drinken. Op de TL verlichte gang, vol geboortekaartjes, staan we. Aline spreekt: als het mis is, moeten we zwangerschap dan beëindigen? Ik ben stellig: ja.

De nekplooi-meting wijst uit dat er hoogstwaarschijnlijk sprake is van chromosoom-afwijking. We zijn verslagen.

Thuis leest Aline allerlei blogposts over hoe de combinatietest niet altijd klopt. Ik denk in stilte: de experts hebben gesproken.

We spreken een serie op elkaar lijkende artsen. Aline wordt moe van het empathische gedoe, ze wil antwoorden, hoe kan dit? Ik neem het voor de artsen op, dat valt slecht bij haar. Zij ondergaat een punctie, een grote naald door haar buik geprikt. Ik val bijna flauw, zij niet.

We zitten thuis op de bank, op de salontafel een paar baby Uggs. We krijgen ruzie, omdat ik er niet over kan praten.

De definitieve uitslag volgt. Teuntje, nu 15 weken, heeft Downsyndroom, en wellicht nog andere gebreken. De artsen raden voorzichtig aan de zwangerschap af te breken. Ik kan het niet aan een ernstig gehandicapt kind te hebben, Aline vindt het met name vreselijk voor het kind….we gaan de zwangerschap afbreken. Zij huilt, ik voel leegte.

Aline koopt een mandje voor Teuntje en knipt van kleurrijk karton hartjes en bloemen om erin te stoppen. Als zij niet kijkt pak ik het mandje, het is voor mij een wezensvreemd voorwerp. Hoe kan je om een kindje rouwen waar je zelf het leven van beëindigt?

Op de natale afdeling van het. Het huilen van baby’s schalt over de groene gangen. Bij Aline worden tabletten ingebracht om de miskraam op te wekken, ze is in tranen. Ik pak haar hand. Niets wat ik heb meegemaakt heeft mij hiervoor klaargemaakt.

Het wachten begint. Samen kijken we TV, we volgen de Olympische spelen als behekst.

Aline heeft pijnlijke weeën en krijgt morfine. We vallen stil, in tegenstelling tot de verpleegsters en artsen – die zijn vriendelijk en professioneel. De klok tikt maar door, en Aline mompelt wartaal en is ondanks de pijnstilling bang. Ik voel mij een soort meubelstuk.

De geboorte begint, het water breekt, Aline wordt wat helderder en bijna opgewekt. Tot mijn eigen verbazing, ondanks mijn bloedvrees, weet ik de verpleegster te helpen. Teuntje past in een handpalm. Ik neem een aantal foto’s. We leggen hem in zijn mandje en nemen afscheid, hij zal worden gecremeerd. Met het mandje in handen bewonder ik Aline dat zij deze voorbereiding op zich heeft genomen.

We staan buiten het ziekenhuis, de zon schijnt. Mensen lopen voorbij, het is net als elke dag. Alleen wij zijn anders, zondagskinderen af.

De Nacht – roman van Merijn de Boer – recensie

Vele jaren geleden zat ik in de kroeg met Merijn de Boer. Wij kenden elkaar door ons gedeelde lidmaatschap bij een verderfelijke studentenvereniging. Hij vertelde mij dat hij een roman wilde schrijven. Daarbij benadrukte hij dat wat het ook zou worden, hij vooral niet wilde “ontroeren”.

Een kanttekening: de eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik eigenlijk geen idee heb of Merijn dit echt gezegd heeft. Het lijkt me eigenlijk behoorlijk onwaarschijnlijk. Niet gezien zijn oeuvre, maar meer vanwege het feit dat Merijn en ik nooit meer dan vijf woorden gewisseld hebben. Niet uit animositeit maar meer vanwege een soort incompatibiliteit van karakters die zich toespitste in de zweterige broeikas die het studentenleven gerust mag heten. Ik ben luidruchtig, aanwezig, extrovert en tot vervelens toe anekdotes aan het vertellen. Merijn observeert en beperkt zijn uitspraken tot spaarzame rake klappen. Soms besluipt mij het gevoel dat ik mijn kruit verschiet terwijl Merijn achter de typemachine klimt en proza schrijft en wat voor proza.

“De Nacht” is Merijn’s debuut als romancier. Van hem werd eerder de uitstekende, zij het enigszins onevenwichtige, bundel “Nestvlieders” gepubliceerd. Ik vroeg hem eens hoe hij de tijd vond om te schrijven. Daar had hij een uiterst efficiënte modus voor. Elke avond direct na thuiskomst, doch voor het avondeten met zijn vriendin, schreef hij een uur lang.

“De Nacht” gaat over Marcel, die met zijn vriendin Lidia met vakantie gaat in Frankrijk. Na wat blikschade aangericht te hebben door onkunde achter het stuur worden zij slachtoffer van het ergste soort vakantievriendschap: met een proleet, diens onderdanige vrouw en rebelse dochter. Er is ook een subplot dat te maken heeft met internationale handel in verdovende middelen. Op een dag wordt Marcel wakker en is zijn Lidia verdwenen……tot zo ver zou je kunnen denken: had ik dat niet ook in een boek van Suzanne Vermeer gelezen tijdens die regenachtige vakantie in de Algarve?

Vergis u niet. Merijn de Boer speelt met de lezer. Marcel is een uiterst onbetrouwbare verteller. Een man met een mening die een hekel heeft aan mensen die overal een mening over hebben. Droger dan droogkomisch kan het niet worden dan in “De Nacht”. In een recensie werd een vergelijking getrokken met “Nooit meer Slapen”. Dat was ongetwijfeld als groot compliment bedoeld maar gaat volstrekt voorbij aan het bijzondere van de schrijver Merijn de Boer. Hij heeft namelijk een volstrekt eigen stem. En uit die stem spreekt enige minachting. Voor zijn personages en misschien zelfs voor de lezer. Maar dat mag de pret niet drukken.

Marcel fileert in de openingshoofdstukken alles en iedereen. Ook zijn vriendin Lidia moet het in de omschrijvingen ontgelden. Zelf is hij werkloos, alcoholist, zonder werkzaam zaad en schijnbaar zonder plan. En, zonder enige vorm van ironie over zichzelf. Dat er voor ironie wel ruimte is zal pas gaandeweg duidelijk worden….

Terwijl het vakantieavontuur steeds grilliger wendingen neemt met zoete verleiding, overspel, gevaar en opschepperij over wijn, wordt de scheidslijn tussen werkelijkheid en verzinsel steeds moeilijker te duiden. Zitten we in de hersenspinsels van Marcel gevangen of is dit de realiteit? Een mooi gegeven: is het niet altijd zo dat de werkelijkheid door inmenging van onze eigen perceptie onkenbaar is?

Stilistisch is “De Nacht” absoluut een meesterwerk. Merijn kan ongelofelijk goed schrijven. Rijk in variatie van bloemrijke omschrijvingen tot vlijmscherpe bijzinnen. De lijn die Merijn inzette met “Nestvlieders” is hier voortgezet. Die lijn wijst schuin omhoog en ik ben dan ook benieuwd wat de toekomst nog meer brengt.

Tot slot, een punt van kritiek? Zoals ik hiervoor al zeg spreekt ergens uit de personages een zekere minachting over de mensheid uit Merijn’s werk. Ben je op zoek naar ontroering of een verheffende conclusie over de mens, zoek dat dan elders. De Nacht doet voor mij uiteindelijk wat kil aan. Maar goed, hij had het zelf al gezegd (of niet dus), ontroeren is niet het doel.

 

 

Het WK en de rode bank

Het WK

Ik dank Hem dat Oranje door is.
Ondanks iedereen die wist dat het niet zou gebeuren,
Ondanks Hugo Borst die betaald zit te zeuren,
Ondanks de fittie van Tom en Mart,
Waar Tom gelijk kreeg, maar Mart gelijk had,
Ondanks de voorspellingen van Johan D.
Ondanks de luide stilte van Johan C.
Ondanks Rene van der Gijp,
Die het allemaal ook niet meer begrijp’,
Pogingen van Ronald om Frank te zijn,
Pogingen van Ronald om Johan te zijn,
Pogingen van Ronald om Ronald te zijn,
Maar dan degene die ooit keeper was,
Een Belg die liedjes harkt op een geverfde gitaar,
Als hij ‘t lang genoeg probeert raakt hij eens de juiste snaar,
Een hond die Messi heet, lach of ik schiet,
Dames op de bank, geef ze vooral het woord niet,
De baard, nee geen baard van Henry met baard,
Oh nee, Henk Spaan, boos, belegen, bejaard,
Ons elftal speelt als een groep bankovervallers,
Laf, berekenend, criminele voetballers,
En ik dank Hem, niet Louis, niet Robin noch Memphis,
Arjen Robben, ik dank Hem, dat Oranje door is.

The Grand Budapest Hotel

Man: “Who’s Gustave H.?”

Gustave H.: “I’m afraid that’s me, darling.”

The Grand Budapest Hotel is a welcome return to best form by the genius Wes Anderson. Yes, dear friends I used the “G” word. His previous effort “Moonrise Kingdom” left me underwhelmed but in this amazing comedy caper Anderson’s craft is close to his masterpiece, “The Royal Tenenbaums”.

The movie is set largely at a prestigious hotel in a fictional middle European nation before the war. The hero’s are the concierge, Gustave H., portrayed with brilliant swagger bij Ralph Fiennes, and his trainee bell boy Zero, played with great charm by new revelation Tony Revolori. They are involved in a convoluted caper involving a inheritance, a rennaissance painting, love, war and that great hotel on the hill.

The further cast is a veritable who’s who of Hollywood character talent. Obviously eager to give Wes their very best. A special shout must go to Jeff Goldblum for his portrayal of lawyer Kovac.

The story defies many rules of screenwriting, with heady voiceover, a convoluted story structure and a mix of humor and violence that writers are often counselled to avoid. But mr. A. has really pulled it all together. The movie offers a truly convincing balance of romanticism, a yearning for a glorious pre war era that may in fact, never have existed, humor, and action. It is easily Anderson’s most tightly plotted film.

GBH (also short for grevious bodily harm, of which there’s quite a lot in this film) is a visual spectacle. Never before has Anderson pulled out the stops to this degree. Shades of Monty Python, with certain scenes rendered in colourful animation.

The locations will leave you breathless in their design, both colourful and amazingly detailed. For example in the beginning of the movie we see the great Hotel, once opulent and stylish now reduced to a 70’s hell, complete with a plethora of signs on the walls with instructions, directions and prohibitions. I would love to see the movie again just to take in more of the backgrounds of practically every scene.

Yet, and this is where the film truly stands out, all the visual bravado and pomp never gets in the way of the characters. They feel truly human in their hopes and dreams, strengths and weaknesses. This is a great improvement over Moonrise Kingdom which at times felt like an exercise in esthetics rather than a movie about people…

In short, please go and see this movie.

Hunger Games 2 Catching Fire

“We’re all so disappointed that there’ll be no wedding” – Caesar Flickerman

This second part of the Hunger Games trilogy (which having read the third installment, could easily end up being four movies) has been received even better by critics than the first. And the crowds have voted with their butts on seats.

Katniss Everdeen and Peeta Mellark, the Games’ victors from the first film are not exactly enjoying the bounty of their triumph. The opposite in fact and matters are about to take a turn for the worse.

What makes this sci fi dystopian series stand out from similar franchises is the honest focus on its main characters. Character driven rather than high concept if you will. Even though the high concept is there, of course. It wouldn’t be sci fi without!

But having made the correct choice to follow the lead of the novels on which the films are based, placing people first makes the whole premise just so much more horrifying. We know what our heroes feel, why they care, and we care about them. So, even though I had read the books, I found myself on the edge of my seat as the film unfolded. The plot twisting and turning like a ravenous mamba snake!

As per the first instalment, there was plenty of colour and really cool design which makes for a nice change to the set rules of the dystopian genre. It also increases the contrast of the predicament of the main characters with the world that surrounds them. Great.

A lot of good acting again. Stanly Tucci stood out again as show host Caesar Flickerman, Jennifer Lawrence was great, although I personally am not a fan of her acting voice when she goes into overdrive. Not even Philip Seymour Hoffman felt out of place. A big shout out finally to Sam Claflin who made the most of playing Finnick Odair, a slightly odious character from the books. This is good news as he will feature heavily in the third part.

Let downs: sure, the open ending left everyone confused. But I’ll give you one thing to think about if you’re pondering whether to go or not:

After we saw this movie, the wife and I went home and we didn’t speak for a day or two while she read part three – absolutely riveted.

Go see it!

 

The Hobbit 2 Desolation of Smaug

This Christmas was a big one for tentpole sequels. And they killed. The Hobbit and Hunger Games both packing in the punters, yours truly among them.

“Stay on the path!” – Gandalf

Christmas came early when I chanced upon the Desolation of Smaug at my local cinema in 2D. I have to admit, I really don’t get the whole 3D thing. Aside from Avatar, I’ve never really seen a 3D movie where it really added much. And oftentimes, aside from to uncomfortable murky glasses, I found that the darkened image detracts from the film experience.

On to the movie itself. I’ve heard many gripes about this film series and have to say that I don’t get it. As in the first installment, I simply really enjoyed the movie. Plenty of action, beautiful set design and a solid cast, including the always brilliant Stephen Fry as the wildly excentric mayor of Laketown. Yes, the music is the same Celtic mist cacaphony that Peter Jackson seems to love. But crikey, it’s got giant spiders in it too. And the lovely, did I say lovely Evangeline Lilly.

Hey what’s not to like? Sure it’s not high art, it is high entertainment. To me, the two meet somewhere in the middle, and to be honest, I simply enjoy things that are executed this well.

That said, it’s not particularily memorable. I don’t really know what the missing ingredient is. Perhaps it’s too slick. And some scenes are reminiscent of computer games rather than movies. Then again, the two are melding more and more into one and the same.

Finally, the fact that it is filmed primarily for 3D distribution leads to some strange un-cinematic framing choices. Shots that may work in 3D but just look awkward in 2D.

All in all, recommended to all.

The Counselor

“That’s what greed does, it takes you to the edge.” – The Counselor

“That’s what greed is, the edge” – Reiner

The Counselor is about an attorney, played well (but not brilliantly) by Michael Fassbender, who gets “in” on a huge drug deal. The others involved in this shady business try to warn him of the dangers but he ignores them. In stark contrast to this risky business is his true love for his fiance played by a very sultry Penelope Cruz.

There has been much negative press about Cormac McCarthy and Ridley Scott’s collaboration. I think much of it has to do with preconceptions about what this movie is. This is not a heist movie, nor a gangster/mob movie in any classical sense. What it is, is a cautionary tale, pure and simple. As such it is a great succes. Just don’t go in expecting a plot that you can really follow and you’ll be fine.

A stellar cast: the aforementioned Fassbender, Penelope Cruz, Pitt, Bardem and a surprisingly excellent Cameron Diaz, fill the screen in filmic splendour. Sure, the dialogues are oftentimes convoluted. The plot is downright confusing. Many reviewers find that they just don’t get why the Counselor buys in on the deal.

But it all serves a purpose. We are watching the haves play risky games, whilst the have nots are largely silent and do the suffering. At least, until the shit hits the fan. And then, as the expression goes: everybody gets stinky or worse. No amount of coolness, aloofness or indeed true love can shield the players from the deadly fallout of their game. This is a harrowing tale that gets its message across by having the viewer experience the chaos, confusion and pain first hand.

For all those who think that cocaine is a harmless guilty pleasure, think again. There are people dying gruesome deaths to traffic it up your nose. That is the message Cormac seems to be sending. Coupled with the fact that its not really that much fun to be a gangster..

I was pleasantly surprised by The Counselor and give it a wholehearted thumbs up for being immersive, tragic and inevitable.