Het WK en de rode bank

Het WK

Ik dank Hem dat Oranje door is.
Ondanks iedereen die wist dat het niet zou gebeuren,
Ondanks Hugo Borst die betaald zit te zeuren,
Ondanks de fittie van Tom en Mart,
Waar Tom gelijk kreeg, maar Mart gelijk had,
Ondanks de voorspellingen van Johan D.
Ondanks de luide stilte van Johan C.
Ondanks Rene van der Gijp,
Die het allemaal ook niet meer begrijp’,
Pogingen van Ronald om Frank te zijn,
Pogingen van Ronald om Johan te zijn,
Pogingen van Ronald om Ronald te zijn,
Maar dan degene die ooit keeper was,
Een Belg die liedjes harkt op een geverfde gitaar,
Als hij ‘t lang genoeg probeert raakt hij eens de juiste snaar,
Een hond die Messi heet, lach of ik schiet,
Dames op de bank, geef ze vooral het woord niet,
De baard, nee geen baard van Henry met baard,
Oh nee, Henk Spaan, boos, belegen, bejaard,
Ons elftal speelt als een groep bankovervallers,
Laf, berekenend, criminele voetballers,
En ik dank Hem, niet Louis, niet Robin noch Memphis,
Arjen Robben, ik dank Hem, dat Oranje door is.

Mokum vaarwel!

 

Het voelt niet eens zo lang maar dit najaar woon ik 17 jaar in Amsterdam. Ik zal die mijlpaal niet redden en blijven steken op 16,5.

Sinds het najaar van 2011 smeed ik al heimelijk plannen om de hoofdstad te verlaten. Aan het geheim kwam een eind met de verkoop annonce van mijn woning op het net. De woning is inmiddels verkocht.

Mijn vrienden begrijpen het niet. In hun ogen is het onvoorstelbaar dat je Amsterdam de rug toe zou kunnen keren. Aan mijn eigen argumenten kom ik nauwelijks toe. Sterker nog, in een terugkerend zwaktebod verval ik in een soort deemoedige spijtbetuiging. “Ja, ik weet het, maar ja, Haarlem is ook best leuk.” of nog erger “Ja, nee, natuurlijk heb je gelijk, Amsterdam is het centrum van het universum, maar ik heb gewoon het geld niet om te wonen zoals ik graag wil in deze stad.”

Dan word ik aangekeken met een mengsel van wantrouwen en meewarigheid. Ik woonde namelijk niet zomaar in Amsterdam, neen, in AMSTERDAM, in het hart van de Negen Straatjes, aan een gracht, in een rijksmonument. Vierhoog achter, dat dan weer wel, maar toch: wat nou: “ik heb het geld niet om….etc?!”

Misschien is de waarheid anders, wellicht dat ik al die tijd dat ik Mokum thuis noemde, niet zo heel erg onder de indruk was. Een erg mooie, prettige, kleine stad, ja dat wel, maar verder?

Tijd voor een stukje voorgeschiedenis: Ik woonde als kind in Los Angeles, Londen en Wenen. Onlangs nog keerde ik voor een jaar terug naar Hollywood. Misschien ben ik gewoon verwend. Daar vloeit de vraag uit voort of ik mij wellicht teveel in het diepe gooi door naar het kleine, verfijnde Haarlem te gaan, apropos mijn geboortestad… Zal ik teloor gaan in pure verveling, of erger nog: volgend jaar ineens schoenen kopen die echt niet kunnen, omdat ik gewoon niet meer “in the loop” zit?

Het machtige, inspirerende Amsterdam, met zijn blowende toeristen en simpelweg te hip en trendy geworden binnenstad. Een Redwing brandstore? Amerikaanse werkschoenen voor driehonderd euro? De enige die ik er ooit iets heb zien kopen was Thom Yorke, zanger van Radiohead. Die zal ik in Haarlem wel niet meer voorbij zien schuifelen.

Ik ben van mijn vriendenkring zowat de eerste die de stad verlaat. De reacties op de voorgenomen verhuizing verraden al de waarheidsgraad van hun belofte mij “heus wel eens in Haarlem op te zoeken”.

Het geeft niet, de kogel is door de kerk. Ik ga weg uit Amsterdam. En als ik mij dan “Mug” noem en de barbecue aanslinger in mijn achtertuin, hoor ik mijn vrouw haar Vespa in de voortuin zetten. En dan gedenk ik mijn Amsterdamse vrienden, die niet zijn gekomen.

Zij die in hun souterrain naar de optrekkende vochtplekken staren, of zwetend met de kinderwagen op de derde verdieping aangekomen zijn, en nog maar een trap op hoeven, zich realiserend dat ze het pak luiers beneden hebben laten staan. En zij die nog proberen door de binnenstad te fietsen, een vuist in de lucht en de ander op de zinloze fietsbel..Tja, vrienden, het is hier anders en de Mephisto’s zitten heerlijk.

 

Hollywood aan de Amstel

“Maar je bent toch niet doorgebroken?”
“Nou ja, het zou wel eens wat langer kunnen gaan…”
“Luister, smoesjes verzinnen dat kan iedereen. Je ging toch een filmscript verkopen in Hollywood?”
“Ik heb geleerd dat..”
“Leren? Dat doe je maar op school.”

Al mijn vrienden en familie zijn reuze blij dat ik heelhuids terug in Nederland ben. Reggie the Buick werd verkocht aan een acteur/filmmaker; mijn meubels aan twee Israelische “adult film” producers. Dikke kans dus dat zowel auto en meubels eerder in de schijnwerpers staan dan ik zelf.

Ik heb negen maanden in Los Angeles gewoond en aan mijn doorbraak in de filmindustrie gewerkt. Tijd om de balans op te maken: ben ik geslaagd of heb ik gefaald?

In die negen maanden ben ik niet doorgebroken in Hollywood. Naar die maatstaf heb ik gefaald. Toch zit ik niet wenend achter mijn computertje in Mokum. Eerder het omgekeerde: ik ben opgewekt en trots. Lijd ik aan een waan? Dans ik op de springplank boven een gapende afgrond? Hmm, een talent voor beeldspraak, daar zou ik wat mee moeten doen.

De afgelopen periode voelt op geen enkel vlak als een mislukking. Ik heb genoten van het schrijven. Twee duimdikke filmscripts liggen op mijn bureau. Aan beide moet nog veel gewerkt worden maar ze zijn in elk geval echt van mij. Ik heb mij in de metropool Los Angeles staande gehouden, vele vrienden gemaakt en mijn “voice” gevonden als schrijver. Mijn vertrouwen dat ik daadwerkelijk een scenario voor film of televisie kan schrijven is rotsvast. Ik heb mijn droom gevolgd en de realisatie daarvan vele stappen dichterbij gebracht. Nooit zal ik hoeven denken: had ik maar… Dat alles is goud waard. Voorlopig helaas alleen metaforisch, klinkende munt moet ik nog horen. Dat is het enige dat mij zorgen baart. Ik wandel namelijk al door de super op zoek naar 35% korting artikelen en drink Euroshopper Cola.

Wat brengt de toekomst? Ik ga op banenjacht want de schoorsteen moet roken. Daarnaast zal ik bij producenten in Nederland en hopelijk daarbuiten mijn ideeën en scripts pitchen. Ik weet zeker dat binnen enkele jaren door mij geschreven werk op beeldbuis of filmdoek verschijnt. De weg naar Hollywood ligt open, al is het voor mij misschien niet in die fysieke plaats. “Hollywood” kan immers ook aan de Amstel liggen, ook dat is de magie van film.

 

Hoog plafond of vlierinkje

“What would be your most important piece of advice on writing comedy?”
“If you’re not the kind of person who naturally makes a room laugh, don’t even try it”

Aldus Jim Hertzfeld schrijver van “Meet the Parents”. De klas wordt stil terwijl misantropen, somberaars en chagrijnen zich afvragen of ze ooit iemand aan het lachen hebben gemaakt. Heeft Jim het hier eigenlijk over “talent” in de zin van aanleg? Zo ja, wat is dat dan?

Hollywood is een trekpleister voor allerhande types met creatieve ambities. Vaak zijn ze in Sunbleach, Arizona de beste maar hoe ver brengt dat ze in de gehaktmolen van Sunset Blvd? Ik zag een amateur ukele (!) orkest dat de sterren van de hemel speelt met nummers als “Fuck You” van Ceelo. De kleinste webserie heeft productiewaarden waar de Vara zijn vingers bij aflikt. Is dat allemaal “talent”?

Malcolm Gladwell en anderen zeggen dat uitblinkers in de creatieve of sportieve wereld een ding gemeen hebben: tienduizend uur inzet. Natuurlijke aanleg zou, als het al bestaat, uiterst ondergeschikt zijn aan oefening en discipline. Het valt niet te ontkennen: iemand die tienduizend uur heeft geoefend in het het stapelen van plastic bekers doet dat beter dan iemand die slechts tweeduizend uur heeft geoefend. Maar of inzet het volledige antwoord is?

Ik sprak iemand die in twaalf jaar tijd 24 filmscenario’s heeft geschreven. Geen van alle verfilmd want ze zijn abominabel. Om mij heen volgen mensen cursus na cursus om beter te worden in wat ze ambiëren. De een heeft er profijt van, de ander boekt geen enkele vooruitgang. Daarin ligt het antwoord. Al had ik vanaf mijn 4de fanatiek gevoetbald, ik was nooit Cruyff geworden. Die conclusie verbaast niemand. Maar gaat het over de kunsten dan zou “iedereen kunnen schrijven/schilderen/muziek maken/ etc.”. Helaas is dat simpelweg niet waar. Niet iedereen kan goed opera zingen of mooie gedichten schrijven, net zo min als dat iedereen succesvol registeraccountant kan zijn – waar je dan gek genoeg ook nooit iemand over hoort. “Volg de droom, wordt accountant” folders ben ik althans nog nooit tegengekomen.

Aanleg, ofwel talent, bepaalt je plafond, hoe goed je kunt worden. Als je een droom hebt, zet je er dan volop voor in. Je zult er duizenden uren aan moet besteden voordat je goed bent. Maar wees ook eerlijk: als je er geen talent voor hebt – en daar kom je heus wel achter – wees dan realistisch in wat je ermee wil bereiken.

En nu moet ik weer aan de slag om erachter te komen waar mijn plafond ligt. Of is er in mijn huis slechts sprake van kruipruimte?

Blijf dicht bij jezelf?

“And then they pull off her jumpsuit and beat her”
“Who specifically beats her?”
“The lipstick lesbian sergeant, she’s wearing black gloves”

Een van mijn klasgenoten schrijft een spirituele film over oorlog. Elke keer dat we de hierboven samengevatte scene bespreken zit iedereen met kromme tenen. Het klopt niet met de rest van de film. De hele klas heeft eerst voorzichtig, daarna heftig kritiek geleverd. Er is niets aan te doen: het is iets persoonlijks van de schrijver.

De juf concludeert dat als deze scene voor hem zo cruciaal is, hij de rest van de film moet aanpassen. Als dat geen kinky gevangenisfilm oplevert?

Om een script af te krijgen moet je veel en veel meer verzinnen dan je ooit had kunnen vermoeden. Vroeg of laat ga je zoeken in de donkerste hoekjes van je persoonlijk vliering. En dat is eigenlijk maar goed ook omdat bijna iedereen het beste schrijft over iets dat “eigen” is.

Ik ben daar altijd met een grote boog omheen gelopen. Eigenwijs als ik ben moet ik altijd alles zelf vaststellen voordat ik geloof dat de “kenners” gelijk hebben. Nu heb ik geleerd dat ik, hoezeer ik ook van deze uitdrukking huiver, “dicht bij mezelf moet blijven”.

Dat wil niet zeggen dat ik direct een film ga schrijven over een Nederlandse ex advocaat die zijn geluk gaat zoeken in Hollywood (hoewel, hoor ik daar de telefoon?). Het gaat erom dat de kern van wat de karakters in je film verlangen iets is dat jou persoonlijk aangaat of treft.

Dat giet je desgewenst in de vorm van een ruimte avontuur of een wereld waarin mannen en vrouwen in kleurige pyjama’s de wereld redden. Maar als het niet – daar gaan we weer – “uit jezelf komt” dan wordt het meestal niks.

Hoe ironisch dat deze belangrijke conclusie zo’n afspiegeling is van mijn carriere besluiten van het laaste jaar. Ik heb nu geleerd dat ik dingen moet schrijven die voor mij heel persoonlijk zijn, terwijl ik er qua carriere al veel eerder achter was dat ik werk moet doen waarvoor de motivatie uit mijzelf komt.

Soms leg je een lange weg af om eenvoudige conclusies te trekken. Maar zolang de weg opgeleukt wordt door exploderende planeten, semi naakte gevangen vrouwen en college kids die een western avontuur beleven, is die weg prima te bewandelen.

Nog even “scenarist in Hollywood”

“Hey kerel, jij zat toch in Los Angeles?”
“Nee man, ik ben toch hier?”

Een goede vriend is verbaasd mij als jurylid aan te treffen bij een filmquiz in Amsterdam. Hoogtepunt is dat ten overstaan van de zaal wordt gezegd dat ik een filmscenarist ben die in Hollywood woont. Daar zijn ze wel even stil van. Of zijn het de vier flessen wijn die de jury wegzet?

Inmiddels zit ik weer in het miniscule Burns park aan Beverly Boulevard in de zon te typen. Nog maar tien weken te gaan, tijd zat om door te breken. Toch?

Het welgemeende advies van mijn mentor op de vraag wat we gaan doen om mijn doorbraak te forceren: “je moet nog een script schrijven, en daarna nog een”.

We bespreken daarna uitvoerig mijn scenario. Philip is streng maar niet meedogenloos. Hij vindt het zeker niet zonder belofte maar stelt scherpe kritische vragen die mij duidelijk maken dat aan een verdere “rewrite” geen ontkomen is. Dat is even slikken maar ik neem met een glimlach afscheid. Op weg naar huis trakteer ik mijzelf op twee dubbele cheesburgers en ‘s avonds val ik huilend boven een glas whisky in slaap. Het schrijversleven is behalve onderbetaald en van weinig glitter en glamour voorzien op zulke momenten heel eenzaam.

Al met al heeft het moment van vreugde dat mijn script af was kort geduurd. Er is weer werk aan de winkel. Herschrijven en tegelijk in tien weken een nieuw script schrijven. Dat laatste is een vereiste van de opleiding. Ik ga een komedie te schrijven als tweede script. Niet makkelijker maar er valt tenminste wel wat te lachen. Althans dat hoop ik dan.

Ik heb mijn ambities alweer moeten bijstellen. De kans dat ik de komende weken doorbreek lijkt vervlogen. Daar staat tegenover dat ik een veel betere schrijver ben geworden. Als ik nog een script schrijf, dan ben ik weer iets beter. En misschien wel het meest waardevolle – pak de witte gitaar, steek de wierrook aan – ik heb weer een stukje zelfkennis erbij. Ik hou mij hier in elk geval staande, heb vrienden gemaakt en ben daadwerkelijk dagelijks aan de slag als schrijver.

Het zou dus wel eens wat langer zou kunnen duren voordat ik een huis in de Hollywood Hills kan kopen van de filmverkoop. En toch, stiekum, hoop ik dat een wonder geschiedt. Nog vier colums om te zien of dat lukt.

En de oscar gaat naar…

“..the award for best original screenplay goes to….The King’s Speech by David Seidler”
Even later staat David (74) achter het katheder.
“My father always said I’d be a late bloomer”

Ik stoot mijn eigen vader aan en wijs hem op de TV. Vader knikt en mompelt nog iets over taxichauffeurs en scenarioadvies, moeder kijkt hem streng aan. Mijn ouders zijn op bezoek om mij een hart onder de riem en vele porties sushi in de maag te steken. Samen kijken we naar de Oscars, gepresenteerd door het tegelijk stonede en hysterisch presentatieduo. Een vleesgeworden antireclame voor de Amerikaanse farma industrie.

Eerder in de week, op de dag dat mijn boeventronie een artikel in de Volkskrant siert, sta ik zelf even op de rode loper in aanbouw op Hollywood Boulevard. Weet ik alvast hoe de routing is voor volgend jaar. Nou ja, 2013 dan. Ik glimlach voor de denkbeeldige paparazzi.

Er is namelijk reden tot bescheiden vreugde: mijn eerste Amerikaanse script is af. “The Hunted” is de voorlopige titel. Marketeers zullen tzt de echte titel bedenken. Die hebben er immers voor doorgeleerd.

Het moment dat je je script voor het eerst vasthoudt is voor de scenarist de echte première. 99 bladzijden in de correcte opmaak en vorm, bijeengehouden door twee koperen “brads” – splitpennen. Immers, als de vorm ook maar enigszins afwijkt leest geen hond het ding!

De euforie is van korte duur. Ik ben verder gekomen dan 90% van de mensen die een filmscript willen schrijven maar niet zover als de 1% waarvan een script verfilmd wordt. Die realisatie is nog sterker wanneer in de achterbak van de Buick een doos vol scripts ligt.

In mijn klasje is de sfeer lauw. De meeste scenario’s zijn slechts nominaal “af”. De klasgenoten hebben onder de tijdsdruk nogal warrige eindes gebreid aan hun werk. Hier worden wat mensen gearresteerd, daar gaan ze naar rehab of ontsnappen er juist uit. Bij de ander rent iemand met een gebroken enkel een heel strand af. In mijn script gaat vrijwel iedereen dood, dat noem ik pas een einde. Een sequel zal er niet komen.

Over drie weken dient ieder zijn scripts in voor de UCLA scenario wedstrijd. Winnen is een manier om door te breken in The Industry. Doorbreken is het grote doel maar eerst probeer ik het mijzelf te gunnen even trots te zijn op het feit dat ik iets tastbaars heb bereikt: het eerste script is af.

Blinde vlinders op zoek

“Wie zijn hier de belangrijke mensen?”
“Uhm, dat is Paul Verhoeven, daar staat Jan de Bont en dat is Pieter Jan Brugge…en..”
“Oh great”

En weg is de acteur met wie ik sta te praten tijden de kennismakingsborrel van de Holland Hollywood Connection. Zo zijn ze, acteurs, vlinders op zoek naar zoete nectar. Alleen moet ik eerst de grootste bloemen aanwijzen: een blinde vlinder dus.

Het is een topborrel, van de Holland Hollywood Connection. Eerst is iedereen een beetje verlegen met de hapjes maar zodra the “Big Three” met bordjes rondlopen durven wij ook.
De Nederlanders die “fulltime” in LA klagen dat er haring noch bitterbal te bekennen is. Anderzijds schuif ik gedreven door borrelzenuwen vrolijk twee borden falafel met humus naar binnen. Smakelijk eten!

Op weg naar de borrel neem ik mij stellig voor sociaal en open te zijn. Kletsen met iedereen en visitekaartjes verzamelen. Het hoogtepunt van mijn avond zal het soepele gesprek met Paul Verhoeven worden.

Nu mag u best weten dat ik normaal op een feest vol onbekenden verander in een soort alcoholische autist. Maar dat kan deze keer niet. Ik kan namelijk niet drinken. In Los Angeles zijn feestjes redelijk braaf omdat een groot aantal mensen niet drinkt. Dat komt niet door hoogwaardige morele overtuiging maar door de hoge straffen op DUI, “driving under the influence”.

Broodnuchter en schuchter spreek ik met wereldberoemde muzikanten, een animatie regisseur, een zeer bekende scenarioschrijver, een beginnend producent, ditto componist en Jan de Bont (in het Engels). De avond verloopt voor mijn doen erg soepel. Omdat het zo goed gaat laat ik vele gelegenheden voorbijgaan om Paul Verhoeven even aan te schieten.

Ik ben niet ongerust, ik heb namelijk al een openingszin. Wij zaten immers samen in het NOS item over de HHC.

Het loopt anders. De acteur duikt na mijn verwijzing op de topregisseur, hengelend naar een auditie. Even later staat Paul smakelijk te lachen om de grappen van de bekende scenarist. En ineens, vlak nadat ik wat slimme en diepgaande dingen heb gezegd tegen Jan de Bont, is Paul verdwenen.

Ik heb mijn les geleerd! Volgende keer vlieg ik Paul gewoon direct om de hals en vlei ik hem met bewondering voor zijn vele meesterwerken. To hell with openingszinnen!

Hoe het met mijn script gaat? Uitstekend, dank u wel. Nog tien bladzijden te gaan dan is het af; af genoeg om te herschrijven….

Bij de filmproducent op schoot

“En hoe kan ik je helpen?”
“Als ik je wat ideeën voor mijn volgende script mail, dan kan je mij advies geven”
“Ik ben blij dat je dat vraagt”

Ik zit omringd door filmposters op het kantoor van een filmproducent! Hellboy en Lara Croft staren mij vanaf de wand aan. Op de tafel ligt het masker van Rorschach uit Watchmen. Tegenover mij zit Philip Westgren. Hij is developer bij Lawrence Gordon productions en mijn mentor.

Jawel, ik ben toegelaten tot het mentorschap programma van de Holland Hollywood Connection. Wellicht mede dankzij het interview voor de NOS dat alweer een jaar geleden lijkt. Elf Hollywood dromers zijn geselecteerd en ieder heeft een mentor, een landgenoot die hier werkt. Zonder dat Hollywood het doorheeft beramen wij een Dutch invasion.

Ik had het niet beter kunnen treffen. Philip ontwikkelt filmconcepten, scripts en aangekochte media tot scripts rijp voor productie. Hij werkt intensief samen met allerhande scenaristen. Een ideale sparringpartner dus. Met Philip als klankbord zorg ik dat mijn volgende script aan de twee belangrijkste voorwaarden voldoet: een onderscheidend idee en commerciële potentie.

Toch worden we het snel eens dat het daadwerkelijk doorbreken in Hollywood een hele klus gaat worden. Louterend is dat er weinig scripts gekocht worden en dat de sector erg conservatief is. Scenaristen worden wel ingehuurd om een aangekochte roman, of ander concept tot script te maken. Of om een remake te schrijven. Maar dan met name scenaristen die al een hit hebben geschreven. Lastig tussen te komen dus.

Toch vertrek ik op een tapijt van wolken. De zon schijnt feller, de palmbomen zijn hoger en zelfs de koffie van Starbucks smaakt mij. De sterren zijn mij blijkbaar goed gezind. Tussen UCLA, mijn mentor en mijn eigen inzet kan het nauwelijks misgaan, toch? Thuisgekomen kijk ik op de plaatselijke Funda wat een huisje in de Hollywood Hills eigenlijk doet. Valt nog best mee, voor een slordige miljoen…

Als het donker wordt breekt de ban. Ik zit al uren achter mijn laptopje te worstelen met de maanden geleden geschreven opening van mijn script. Het zijn prachtige scènes. Visueel sterk, gelaagde betekenis, minimaal dialoog. Maar nu ik op bladzijde vijftig ben, blijkt dat het anders moet. Na veel gepruts in de bestaande tekst gebeurt het onvermijdelijke. Met pijn in mijn hart selecteer ik de hele opening en druk op delete. Dit is het echte werk en dat moet ik alleen doen.

Gestolen wasgoed en ander klein leed

“My laundry has just disappeared”
“Was it in that one there?”

Ik ben terug in de laundromat, bekend van het NOS journaal. Ik verdenk een grote, donkere meneer ervan mijn was gestolen te hebben. Tweedehands kleding. Onderbroeken, sokken en handdoeken van mij, gestolen.

Door mijn onschuld van zijn apropos gebracht geeft de meneer de versgewassen buit terug. Thuis blijkt dat er twee verschillende sokken missen.

Het is taai aan de onderkant van de samenleving en daar bungel ik net boven. Ik noem mezelf niet arm. Ik heb vrijwel geen geld om uit te geven maar ik kan nog ontsnappen. Zij niet.

Dit is de schaduwzijde van mijn keuze om mijn droom te volgen. Ik leef van mijn spaargeld en dat gaat snel op. Als Dagobert draai ik elke dollar drie keer om en als hedgefundmanager volg ik de wisselkoers. Voor elke dollar die ik bespaar vliegen er tien de portemonnee uit. Ik ben Hansje Brinker met de vinger in de dijk terwijl het water al rond mijn heupen staat.

Is dit nou leuk? Tja, de 99ct store, waar alles echt 1 dollar is, is genieten. Een uitpuilende mand boodschappen voor 20 dollar. Ook leuk is het gevarieerde publiek wat je er tegenkomt. Van Yiddische Mamale tot tandeloze zwervers, iedereen staat hoofdrekenend te shoppen. En dat terwijl de sommen niet zo moeilijk zijn.

Minder zijn de vele momenten dat ik mij afvraag of ik juni ga halen. En als ik volledig blut terug ga naar Nederland, wat dan? Het wordt me vaak gevraagd. Ik zeg dan vol vertrouwen dat ik dan vast wel een script heb verkocht hier of daar.

Nu pas realiseer ik mij dat ik in de jaren sinds mijn studententijd veranderd ben in een rasechte consument. Vanaf het moment dat ik hier aankwam geef ik teveel geld uit. Een tijdschrift af en toe, als het over film gaat is het gerechtvaardigd. Koffie heb ik ook een paar dollar voor over. En films kijken. Je kan die dingen niet schrijven zonder regelmatig de bioscoop te bezoeken, begrijpt u wel?

Ik zag mijzelf als iemand die niet gesteld is op luxe. Nooit heb ik aanspraak gemaakt op een privéjet of villa. Nu merk ik dat luxe iets heel anders is, namelijk gewoon normaal geld uit kunnen geven zonder er de hele tijd over na hoeven te denken. Dat mis ik.

Remedie tegen de geldpaniek, mijn nieuwe mantra: “als het op is, is het op!” En zo ver zijn we gelukkig nog niet.